Mijn ontmoeting met Rimbaud


Meteen al vanaf het einde van de zomer
begonnen de seizoenen
zich aaneen te rijgen, neer te gaan,
neer te gaan, neer te lopen.

Dat was voor ik me gaf
aan de stad, aan de vooravond
van een diepere overgave.

Ik zag de stad slechts in nevels,
hoe vaak verloor ik niet mijn bril.

Ik moest de kunst leren
te sluipen doorheen de demonen
zonder ooit Rimbaud te ontmoeten.


Het zinnebeeld telde niet langer.
Meermaals viel ik net niet
in het onontcijferbare.

We eindigden steeds in het zelfde restaurant

met dezelfde stratemen
sloten we ons op in theorema’s.
Ze vulgariseerden maar gaven niets
prijs van de trieste tropenpraktijken

van zowat elke dag.

Ik hield me schuil in gespannen
stilte en telde de tijden
almaar korter waarop Rimbaud
zou komen en eindelijk
gaan zitten. En ik stapte.


Het koren werd voortdurend geoogst,
kort afgesneden, zelden gezaaid.

Er kwam geen humanitaire noodhulp
aan te pas om voldoende te eten,
maar zonder dat we zelden aan meer voldeden
dan aan treintje werken slapen.

Vogels zongen zonder ons, zonder zich
om ons te bekommeren
terwijl de kollen daarentegen

Neem nu de mussen, zij
lieten ons in de steek,
voor onze jaargetijden in de hel
voorbij waren, zonder op de komst
van Rimbaud te wachten.



Vaak zei een stem
vaag hoorde ik zelden luisterde ik
dat ik zou eindigen
vroeg of laat als de gek

van Elisa of Elise.

Ik zag in de haven boten
en oevers en wijzigde haar koers.

Ze is tot slot stilletjes verdwenen.



En op een dag, een andere dag,
belandde ik uiteindelijk in de haven.
Ongelooflijk! Mijn handen waren vrij.
Ik had de ogen die me
in de gaten hielden en bedreigden, doorboord
met mijn blik en gepreveld
wat ik net geschreven had

of in mijn droom gezien.

Ik wist niet of het zomer was
of winter maar dat een boot
ons een Rimbaud bracht
doodziek en stervensklaar.




Misschien zelfs zitten we straks
half torenhoog, ik met mijn handen
aan het stuur en met half
dichtgeknepen ogen, vooruit tuur.

Om achterom te zien volstaat het
dat ik vooruit blik in de spiegel.

Wat ooit te wachten stond, ligt.
Aan stukken, geen gebrek,
geen hand meer om ze te lijmen.

Aan flarden en in gruzelementen,
voor eeuwig in gruwelmomenten.

Rimbaud staat zaliger en wel
geboekstaafd als bezoeker
van zijn hel.

Reacties

  1. Voor Marc Tiefenthal II

    Helletochten en demonen
    We herkennen ze, allen en alleen
    Met scherpe ogen,
    Een goede bril helpt ook.

    Helletochten en demonen
    Verwachtingen omgedraaid
    Ze zijn weldadig,
    koesteren dus
    Allen en alleen.

    Wachten op Rimbaud
    tot aan het bittere einde.
    Ik kan nu waardig sterven
    Op papier.

    Lode Cafmeyer.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts van deze blog

Kosmisch - Cosmique

Onder geheim een houding

Precisie Précision